De onroerende zaakbelasting behoort, tezamen met de afvalstoffenheffing en de rioolheffing tot de gemeentelijke woonlasten. Bij de berekening van de gemiddelde woonlasten is als uitgangspunt gehanteerd een woning met een WOZ-waarde van € 300.000,- en bewoond door een huishouden van 3 of meer personen. De stijging van de OZB is in 2021 gelijk aan de indexering van 1,5% plus 8% en vanaf 2022 8% plus 1,5% indexering. Dit komt neer op een totale stijging exclusief indexering van 16% vanaf 2022. Voor woningen met een gemiddelde WOZ-waarde van € 300.000 komt de OZB in 2021 op € 306,85) en voor een woningen met een gemiddelde waarde van € 500.000 vanaf 2021 ongeveer op € 512.
Uitgangspunt bij de bepaling van de afvalstoffenheffing is dat deze 100% kostendekkend moet zijn. De laatste jaarcijfers laten zien dat de uitgaven en opbrengsten op dit vlak niet meer in evenwicht zijn. Ultimo 2019 is de egalisatievoorziening afvalstoffenheffing leeg.
In 2020 is er een stijging te zien van uitgaven met betrekking tot inzameling en verwerking van afval welke deels is toe te rekenen aan Covid-19. Deze stijging kan niet door de egalisatievoorziening worden opgevangen.
Door de stijging van kosten met een structureel karakter betreffend inzameling en verwerking van huishoudelijk afval en toerekening van de personele lasten is een stijging van het tarief in 2021 6% nodig om de heffing in 2021 en deze 100% kostendekkend te laten zijn.
De tariefstijging voor de rioolheffing bedraagt ten opzichte van 2020 circa 1,5%, conform het Verbreed gemeentelijk rioleringsplan 2018-2023.
Woonlasten per huishouden | ||
---|---|---|
Omschrijving | 2020 | 2021 |
Gemiddelde woningwaarde | 300.000 | 300.000 |
OZB eigenaren | 280,23 | 306,85 |
Afvalstoffenheffing | 347,10 | 367,93 |
Rioolheffing | 226,83 | 230,23 |
Totaal | 854,16 | 905,01 |